MagazineStory

Casimir: Vlaamse reus met negen levens

  • WORDS

    Christophe De Schauvre

“International Man of Mystery” kopte Wallpaper Magazine ooit boven een lovend artikel over Casimir, een even bijzonder als voornaam designer, al noemt hij zichzelf liever meubelmaker. Zijn oeuvre liegt er niet om. In de kwarteeuw dat Casimir intussen actief is als meubelmaker, heeft hij zich met ambachtelijk vervaardigde eikenhouten meubelstukken opgewerkt tot meester in het hedendaagse design. Met een nooit aflatende eigenzinnigheid is hij aan zijn stiel én ontwerpen blijven schaven. Casimirs meesterlijke signatuur is dan ook vervat in een oeuvre dat zowel oerdegelijk als uiterst verfijnd is. 

© Johan Jacobs

“Casimir is iemand die verschijnt en verdwijnt”, luidt het weleens in kringen van designbewonderaars die hem al van in de beginjaren volgen. In 1992 sloot hij zijn opleiding Industriële Vormgeving in Genk af met een thesis, getiteld ‘Er zijn vele wegen, maar er is geen Rome’, een voorbode van de permanente zoektocht die zijn hele carrière zou bepalen. Hoogtes en laagtes zijn de man immers niet vreemd. “Toen ik begon, kon ik met het weinige gereedschap dat ik toen had, alleen maar met hout mooi werken. Massief hout vraagt vooral veel manuele arbeid, maar ik had tijd zat”, liet hij destijds optekenen. Casimir heeft het hout echter nooit afgezworen. Een goed voorbeeld van zijn poëtisch-ambachtelijke kundigheid is de Schaal n°1. Het massief houten object – dat het midden houdt tussen een tafel en een schaal – maakt hij al meer dan 25 jaar en het heeft nog niets van zijn verstilde schoonheid verloren.

CULTUURPRIJS

De ontwerper had vrij snel een eigen vormtaal te pakken. Zo stelde Casimir al op INTERIEUR ’92, de Kortrijkse designbiënnale van 1992, twee meubelprojecten voor. Ze werden meteen opgenomen in een nieuwe collectie Belgisch design, samengesteld door Ziggurat, een roemruchte Gentse ‘Galerie van eigenzinnige meubelobjecten’ die toen een eigen lijn wilde lanceren met werk van tien designers. In diezelfde collectie zaten meubelen van onder meer Christian Kiekens en Dirk Meylaerts, maar ook van zijn klasgenoot Raf Simons. Het werk van de jonge Casimir stak er toen al met kop en schouders bovenuit, maar het had nog niet het robuuste, het forse formaat en de massieve uitstraling die zijn latere werk zo kenmerken.

Casimirs kundigheid bleef niet onopgemerkt. In 1994 kreeg hij van de provincie Limburg de Cultuuronderscheiding uitgereikt, al had hij voor zijn meubelcollectie nog geen professionele structuur uitgewerkt. “Ik stuitte al snel op de grenzen van de mogelijkheden en de limieten van het procedé. Er was geen professionele productie en ook logistiek was het behelpen. Ik maakte vrij grote, massief houten meubelen, die met enige omzichtigheid behandeld moesten worden. Transport betekende dus ook opletten voor beschadiging, rekening houden met de invloed van veranderende klimatologische omstandigheden, wat een hoge instapkost met zich meebracht. Potentiële dealers kopen niet zomaar een collectie van tien- tot vijftienduizend euro aan, die ook nog eens erg veel plaats inneemt.”

VLAEMSCH ( )

In 1995 startte Casimir zijn eigen ontwerpbureau, waarin hij zich niet alleen op zijn ambachtelijke meubelcollectie toelegde, maar ook op interieurinrichting, grafische en industriële vormgeving in opdracht. In een interview met Weekend Knack in 2001 klonk Casimir als volgt: “Ik wilde proberen om van mijn meubelen te leven, maar eigenlijk heb ik toen een fout gemaakt. Er waren een aantal verkooppunten die mijn ontwerpen goed vonden. Die mensen stonden achter mij en mijn werk, maar ze hadden vragen. In Hasselt had ik een kleine verbouwing gedaan van een restaurant en daar hoorde ook een tafel bij. Een verkoper vroeg me toen of ik voor hem ook zo’n tafel kon maken, hij zou die zeker aan de man kunnen brengen. Het was een zuiver projectmeubel dat niets te maken had met mijn vormentaal. Maar ik liet me ompraten, ik moest er nu eenmaal van leven. Af en toe heb ik me zo nog ’n keer laten verleiden.” Toch kreeg zijn vennootschap in 2000 de Prijs Henry van de Velde voor Beste Bedrijf. Casimir zat op het juiste spoor, maar hij was er de man niet naar om blind verder te denderen op dezelfde weg. Bovendien begonnen ook de zakelijke besognes hem te dwarsbomen.

“Om de drie tot vier jaar heb ik een nieuwe uitdaging nodig”, zegt de minzame Limburger. Hij broedde voortdurend op nieuwe ideeën en een daarvan groeide uit tot een nieuw project: een label waaronder producten geïndustrialiseerd konden worden zonder onderhevig te zijn aan materiaaltechnische beperkingen, zoals dat bij zijn meubelen het geval was. Vlaemsch ( ) zou het heten. Vlaemsch ( ) zou alles worden wat Casimir niet kon zijn: industrieel in plaats van ambachtelijk, een markt veroverende in plaats van een passieve aanpak, hij zou niet langer wachten tot de mensen naar hem toekwamen. Bovendien zou het label een assortiment presenteren met producten die iedereen nodig heeft, aangevuld met zorgvuldig gekozen accessoires en dat alles voor een competitieve, eerlijke prijs.

MARKTVEROVEREND

Hoewel de avant-première was voorbehouden aan ‘Hasselt showt smaak’, hield Casimir Vlaemsch ( ) pas echt boven de doopvont op Interieur 04. ‘Eenvoud, nuchterheid, humor, een tikje surrealisme én ook kwaliteit, dat zijn de trefwoorden van Vlaemsch’, stond toen te lezen in de vaderlandse pers, die nog niet helemaal klaar was voor de obligate haakjes van het logo. Werden toen getoond: onder meer de Annual stool – met een schijf van een berkenstam als zitje – van Leon Ransmeier, de bijna iconische Bootbag van Saskia Marcotti, de Deer-hertenkop van berktriplex van Augustin Scott de Martinville, die intussen met Big Game het mooie weer maakt.

“De reacties waren erg positief, maar na Interieur volgde de ontnuchtering”, herinnert Casimir zich. ‘Één initiële investeerder zag af van het plan, omdat hij geen voeling had met het onmeetbare cultuurproduct en ook geen andere voorbeelden zag waarop hij zich zou kunnen baseren. Hij wilde het risico niet nemen en omdat we niet snel een vervanger vonden, trokken ook de twee andere investeerders zich terug.” Vlaemsch ( ) implodeerde net toen het zich tijdens de designweek van Milaan aan de wereld zou voorstellen. “Ik kon niet anders dan de presentatie annuleren. Ik stond er helemaal alleen voor, met een prematuur kind dat iedereen wel mooi vond, maar dat niet levensvatbaar bleek.” Vlaemsch ( ) hechtte zich met weerhaken aan Casimir.

IMPLOSIE

Na een onderbreking van vier jaar leek Casimir in 2008 en 2009 voor het eerst weer de draad van Casimir Meubelen op te nemen, dat intussen een nieuw logo en een restyling gekregen had. Poutrel, Kist, Zak en Ladder, zoals de meubelstukken heetten, bewezen op heel overtuigende wijze dat Casimir het nog altijd in de vingers had. Maar de zakelijke sores bleven hem achtervolgen.

“In 2010 is mijn bedrijf over de kop gegaan,” hij verwijst daarmee naar Licensed, “een bvba die niet alleen alle ontwerpen die ik maakte onder Casimir Meubelen, overkoepelde, maar ook Vlaemsch ( ), het label dat je meer als een prêt-à-portercollectie van designitems zou kunnen omschrijven. Wat ik zelf maakte, stond daar los van, dat zou je de haute couture kunnen noemen.” Over de kop ga je als je de controle over het stuur verliest, maar toch blijft Casimir erbij dat er geen roekeloze manoeuvres aan vooraf zijn gegaan. Hij was althans niet degene die het stuur in handen had. “Ik geef toe dat ik me vooral vergist heb in enkele mensen, maar uiteraard heb ik ook zelf fouten gemaakt”, klinkt het. “Ik ga mijn verantwoordelijkheid niet uit de weg, maar de grootste fout in mijn leven is toch de oprichting van Vlaemsch ( ).”

“Ik was vastbesloten, dat kun je wel zeggen. Vlaemsch ( ) moest en zou alles worden wat Casimir niet kon zijn: industrieel in plaats van ambachtelijk, een markt veroverende in plaats van een passieve aanpak. Ik moet toen teveel testosteron hebben gehad, denk ik.” Zijn nuchterheid vandaag laat er geen twijfel over bestaan. Hij is er klaar mee. Helemaal. “Hoe kon ik er toch zo blind in geloven? Waarom moest ik iets gaan doen dat in alles het tegendeel zou zijn van wie ik ben en waar ik voor sta? Tja, ik weet het niet. Ik ben te hard van stapel gelopen, mezelf verloochend.” Dat gevoel blijft ontegensprekelijk verbonden met zijn carrière. Had hij in de Verenigde Staten gewoond, dan zouden zijn lef en ondernemingszin toegejuicht worden. Is er niet die mooie quote van Beverly Sills, voormalig operaster en later manager van de New York City Opera, ‘Als je faalt, ben je misschien teleurgesteld, maar je bent gedoemd als je het niet probeert’? In Vlaanderen echter overheerst toch vooral het beeld van de mislukking. Als een kat met negen leven slaagt Casimir er evenwel in om steeds weer iets op poten te zetten. Maar hij heeft zijn les geleerd. “Ik ben meubelmaker en geen designer, want ik heb niets meer met design of alles wat daar het laatste decennium zoal voor wordt versleten.”

SUBVERSIEF

Als meubelmaker mag Casimir dan wel altijd een subversieve kant hebben gehad; net dat heeft hem gemaakt tot wie hij is én daardoor heeft hij kansen afgedwongen. Niet gekregen, wél afgedwongen. Zijn oeuvre is ontstaan vanuit een metier, vanuit een modus operandi die vervat is in een ambachtelijke ziel. Casimirs onconventionele meubelen worden aangestuurd door de eerlijkheid van de constructie, het materiaal en net als de grootmeubelen van designers als Maarten Van Severen of Dirk Meylaert, worden ze stuk voor stuk gemaakt zonder enige vorm van structurele ondersteuning. Dat oeuvre staat er en zal nooit aan waarde inboeten. Het mooie is dat hij nu met nog meer overtuiging verder werkt en daar biedt zijn atelier in de Antwerpse rand hem alle ruimte toe.

“Casimir is een artistiek genie, een ware ambachtsman die bovendien een neus heeft voor jong talent”, bekende een CEO van een Limburgse designfabrikant me ooit. “De man heeft een flink palmares. En nee, het is niet altijd even fraai of succesvol verlopen, maar als designer zal hij altijd overeind blijven. Als meubelmaker is hij gewoon wereldtop.” Alle designkenners sluiten zich daarbij aan. Casimir staat voor authenticiteit en er zit altijd wel een ondertoon in zijn werk, een zekere ironie zelfs – sommigen noemen het Belgisch surrealisme à la René Magritte en Marcel Broothaers. Misschien zal hij ooit de vaandeldrager genoemd worden van wat als een Vlaamse stijl zou kunnen worden gezien: oprecht, nuchter en toch oerdegelijk. Eerder werden al vergelijkingen gemaakt met het Brabantse trekpaard of de Mechelse Koekoek, welnu, Casimir is nu al een Vlaamse Reus.

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewarenBewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren