MagazineInterview

Globale avant-garde

Na het afronden van zijn opleiding aan de Antwerpse Academie in 1982, maakte modeondernemer Dirk Bikkembergs naam als lid van de groep experimentele ontwerpers die later bekend zou worden als ‘De Antwerpse Zes’. Vanaf zijn eerste herencollecties – geprezen om hun vernieuwende, functionele stijl – trok Bikkembergs volgers aan uit de wereldwijde avant-garde.

Met een berucht gebaar stuurde Bikkembergs zijn bedrijf in 1999 een volledig nieuwe richting uit. Tijdens een meeting deponeerde hij een voetbal op tafel om aan te kondigen dat de focus verlegd zou worden van de Parijse catwalks naar de Italiaanse stadions. De kleding en de schoenen van Dirk Bikkembergs werden synoniem voor sport, meer in het bijzonder voor voetbal.

Vanaf 2005 siert het label van sponsor Bikkembergs de truitjes van FC Fossombrone, een lokale voetbalploeg. De hele ploeg werd ‘het gezicht’ van het merk Bikkembergs Sport, Ze werden gehuld in designervoetbalschoenen op het veld en ‘sport couture’ daarbuiten. Dirk verkoopt Bikkembergs in 2011 aan de huidige meerderheidsaandeelhouder, de Chinese de Canudilo-groep.

CLUBBING 

Hettie Judah: Kun je me uitleggen wat je connectie met Limburg is?

Dirk Bikkembergs: “Ik heb nooit echt in Limburg gewoond. Mijn vader was afkomstig uit Limburg, maar hij ontmoette mijn moeder tijdens zijn legerdienst in Duitsland, zij is Duitse. Ik groeide op in Duitsland en op mijn achttiende trok ik naar Antwerpen om me in te schrijven aan de Academie voor Schone Kunsten. Tijdens mijn tienerjaren gingen we regelmatig op bezoek bij mijn grootmoeder en mijn oom in Limburg. Het was mijn nicht Mady die me besmette met het modevirus. Ik bracht dus enkel weekends door in Limburg, maar de lokale clubscene was erg belangrijk voor mij: elke avond dat ik in Limburg was bracht ik met Mady door in de clubs. We kenden elke club in de provincie als onze broekzak. Dat is waarschijnlijk mijn sterkste connectie met Limburg.”

HJ: Zijn er zaken uit je achtergrond en jeugd die nog doorsijpelen in je latere werk volgens jou?

DB: “Bij mijn aankomst in de Academie voor Schone Kunsten kwam ik onder de hoede van docent [Mary] Prijot terecht. Ik deelde een kamer met Dries [Van Noten], Ann [Demeulemeester], Dirk [Van Saene], Walter [Van Beirendonck], Marina [Yee] en Martin [Margiela]. Zo is het allemaal begonnen.”

HJ: Vinden we ergens een verwijzing naar je ‘roots’ in wat je gedaan hebt?

DB: “Neen, helemaal niet.”

HJ: Voel jij je Europeaan?

DB: “Dat is al beter, maar ik zou nog een stapje verder willen gaan: ik voel me wereldburger!”

GEOGRAFISCHE IDENTITEIT

HJ: Als we kijken naar de hedendaagse wereldwijde mode-industrie, denk je dan dat de begrippen ‘oorsprong’ en ‘locatie’ belangrijk zijn? Als een soort van geografische identiteit?

DB: “De doorbraak van het internet veranderde alles. Communicatie via internet en alle andere middelen is in niets meer te vergelijken met vroeger. Vroeger bleef het allemaal erg lokaal: Milaan, London. Nu communiceert iedereen snel. Voor je het goed en wel beseft ben je het werk van een Braziliaanse ontwerper aan het bekijken. Ik denk dat roots meer en meer aan belang verliezen.”

HJ: Voor je vroege collecties heb je stukken ontworpen die duidelijk beïnvloed waren door bijvoorbeeld militaire outfits. Wijst dat niet in zekere zin op een terugkeer naar je roots?

DB: “Ik heb zitten nadenken over wat me nu eigenlijk echt beïnvloed heeft. Toen ik naar school ging in Antwerpen kende ik enkel de namen van Yves Saint Laurent en Christian Dior, ik had geen idee wat ze deden. Je zou dus kunnen zeggen dat ik totaal niets van mode wist toen ik die school binnenliep. Dat wil zeggen dat het allemaal echt begon met wat me vanaf de eerste dag op school getoond werd, wat ik hoorde van medestudenten en de dingen waarover we praatten.

Ik herinner me een cover van een GQ-magazine, uit de jaren ’80 denk ik, met een foto die gemaakt was door Bruce Weber. Het was gewoon een kerel, een typische Amerikaanse kerel met kort haar en een Ray-Ban Wayfarers op zijn neus. Maar ik was zo geraakt door die foto. Ik ben zeer visueel ingesteld, alles waar ik van houd, alles rondom mij moet mooi zijn. Mijn ogen zijn continu op zoek naar schoonheid.”

HJ: Dus geen clubstijl of iets dergelijks?

DB: “Nee, nee. Mijn interesse was eerder olympisch gericht. Je zou kunnen stellen dat ik meer beïnvloed werd door Nike, Bruce Weber en Giorgio Armani; stop ze allemaal in een blender en je krijgt mijn visie. Met Nike kon ik op dat ogenblik niet samenwerken omdat het een puur sportmerk was. Armani was perfect voor mij in die tijd. De campagnes die Herb Ritts of Bruce Weber voor Armani deden, waren voor mij een openbaring! Wat mij betreft hebben deze kerels voor mij de lijnen uitgezet.”

HJ: Heb je ook inspiratie gehaald uit het alledaagse, bij mensen op straat?

DB: “Ik herinner me een vraag tijdens een van mijn eerste interviews: ‘Wat is de perfecte outfit voor een man?’ Ik zat nog op school, in het laatste jaar. Ik antwoordde ‘Een wit T-shirt van Hanes, een 501 van Levis en een paar All Stars.’ Als je me vandaag dezelfde vraag zou stellen zou ik misschien andere merken noemen, maar in principe zou mijn antwoord net hetzelfde zijn. Op sommige vlakken is er niets veranderd, mijn visie is steeds dezelfde gebleven.”

ANN & DRIES

HJ: Heeft dat misschien te maken met het feit dat je meer interesse hebt in het lichaam in de kleren, dan in de kleren zelf?

DB: “Inderdaad! Maar ik heb altijd bewondering gehad voor mensen met een sterke wil en grote zelfdiscipline. Het fascineerde me altijd mateloos. De mensen in de mode-industrie beseffen niet hoeveel passie en medeleven er nodig is om sportman te zijn. Die visie hebben ze nooit begrepen.”

HJ: Je begrip van mode vloeit dus helemaal voort uit je opleiding? 

DB: “Ik denk dat Antwerpen een momentopname was met de mensen die erbij waren. In sommige opzichten moesten we het elkaar nageven: onze smaken en visies waren heel persoonlijk en verschillend. Ik zie iedereen nog voor me zitten: Ann zag het zus, Dries zag het zo, Martin zag het weer anders en zo verder. Ik herinner me dat iedereen was zoals we vandaag nog steeds zijn. Dat is fantastisch, want het betekent dat niemand zich te veel heeft laten beïnvloeden of een andere persoon geworden is.”

HJ: Toen jouw generatie de Academie verliet, hadden jullie de steun van de Gouden Spoel. Men ziet dat nu als een belangrijke bijdrage tot jullie succes. Denk jij ook dat die wedstrijd een grote invloed heeft gehad?

DB: “Ik weet het niet. Op dat moment was het leuk. Maar misschien was het gewoon een extra impuls die ons aanspoorde om vol te houden. Met of zonder, ik zou achteraf bekeken net hetzelfde hebben gedaan.”

NY PARIJS

HJ: Denk je dat je carrière er anders zou hebben uitgezien als je in een ‘modehoofdstad’ als Parijs of New York was opgegroeid?

DB: “Of je nu uit London, New York of Antwerpen kwam, iedereen keek op dat moment naar foto’s door Bruce Weber. Ik denk dat ik hetzelfde zou hebben gedaan. Ik denk niet dat het enige invloed zou hebben gehad op mijn visie of mijn smaak, nee.”

HJ: Ontwerpers uit Antwerpen – niet alleen jouw generatie, maar over het algemeen – zijn naar mijn mening heel sterk in het presenteren van hun werk als een volledig verhaal. Het doet me denken aan het promoten van een film.

DB: “Op het einde van elk schooljaar moesten we een presentatie geven. Ik bekeek ze altijd allemaal en dacht na over wat ik goed vond en wat ik beter zou willen doen. Na onze schooltijd waren we steeds bij de pinken, ook al was er geen wedstrijd, en konden we in dertig seconden een sterk verhaal brengen.”

HJ: Omdat je nooit het gevoel, de overtuiging had dat iemand ongeacht de omstandigheden naar je zou luisteren?

DB: “Je moet beseffen dat er in die tijd een groot verlangen heerste in de mode. Mensen wilden dingen zien gebeuren. De tijden zijn veranderd. Wie heeft nog een verlangen? Iedereen heeft alles al! Om eerlijk te zijn denk ik dat we in de jaren ‘80 en ’90 in de mode de meest fantastische tijd ooit hebben beleefd. Tegen 2000 was voor mij alles voorbij.”

HJ: In het begin maakte je haute-couturecollecties met veel aandacht voor de constructie en details. Denk je dat de mensen dergelijke kleding nog steeds begrijpen?

DB: “Denk je dat ze niet de moeite nemen om erover na te denken? Ik denk niet dat mensen een jasje gaan zitten analyseren. Ik heb veel te veel geanalyseerd, alles eigenlijk, en dat was niet nodig. In een oogopslag hebben mensen een hele film gezien en ofwel trek je hun aandacht, ofwel niet.”

VOLDOENING

HJ: Ik weet dat je op een bepaald moment genoeg had van het hele modecircus …

DB: “Mij is het nooit echt om de modescene te doen geweest, het was niet meer dan een proces. Ik voelde me pas echt op mijn plaats toen ik die voetbal op de tafel legde: het was mijn lot om op de zwarte lijst van Nike en Adidas te staan. Dit was waar ik voor geboren was.”

HJ: Je voorkeur gaat dus absoluut uit naar populaire mode voor de massa en niet naar de speciale, zeldzame mode?

DB: “Ik bereik graag een publiek dat niet in mode geïnteresseerd is om de mode an sich. Het gaf me voldoening gewone jongens die totaal niet in mode geïnteresseerd waren mijn schoenen te zien dragen. Iets ontwerpen wat Anna Wintour mooi vindt is één ding, maar om te zien hoe een kerel die er geen benul van heeft een winkel binnengaat en 150 euro neertelt voor een paar schoenen of een jasje … En dan zie je hem lopen op straat, en je draait je om en daar is er nog een, en nog een …”

HJ: Heb je je nu teruggetrokken uit de modewereld? 

DB: “Ik verkocht mijn bedrijf in 2010. Ik denk dat ik in 2011 voor het laatst een modetijdschrift in handen heb gehad. Het modegevoel is weg. Ik houd bijvoorbeeld van Uniqlo. Ik houd van dergelijke dingen omdat ze ‘gewoon goed’ zijn. Tegelijkertijd werd mode te duur en de niche die ze in de jaren ’80 en ’90 vormde werd nog kleiner. In de jaren ’80 kon een vrouw die droomde van een tailleur van Thierry Mugler er wel een bemachtigen. Tegenwoordig moet je daar een Rockefeller voor zijn. De hele markt is verschoven: het gaat enkel nog om geld. Elk jaar moet de omzet stijgen.”

GENIETEN VAN HET LEVEN

“Wat ze je vandaag aansmeren is niet meer van deze wereld. Ik voel het niet meer. Ik vond mijn beginperiode leuk, een achttienjarige bij Central Saint Martins zal je waarschijnlijk iets anders vertellen: je leeft nu, en dat kan ik wel begrijpen. Voor mij was het goed zoals het was in ‘onze tijd’ want we waren allemaal doordrongen van een verlangen naar mode. Om de zes maanden namen we twee oude auto’s en reden van Antwerpen naar Parijs voor de shows. We gebruikten valse tickets om binnen te komen. Vandaag is het anders: je klikt op je scherm en je volgt de show vanuit je bad. Niet mijn ding.”

“Nu geniet ik van het leven: van ’s morgens tot ’s avonds doe ik enkel nog waar ik zin in heb. Dertig jaar lang heb ik non-stop gewerkt, maar ik deed het met liefde en ik zou het zonder nadenken opnieuw doen. Ik zou waarschijnlijk niet gestopt zijn als ik het gevoel had gehad dat wat ik deed uiteindelijk een impact zou hebben. Maar ik zag dat het niet het geval was. De hedendaagse mode-industrie is meedogenloos en heeft niets meer met schoonheid te maken. Alleen omzet is van belang. Er is geen plaats meer voor liefde.”