MagazineInterview

‘Geen woorden, maar daden’

Will Erens wilde professioneel tennisspeler worden, maar een knieblessure besliste daar anders over en noopte hem tot andere carrièreplannen. De waaghals uit Maasmechelen zou uitgroeien tot een visionair op het vlak van interieurdesign en andere designconcepten. “Er is geen enkele school die je kan leren om een designer te zijn, dat kan alleen het leven.”

Will Erens groeide op in een James Bond-setting: een zwembad op het dak, Verner Panton-stoelen en een loungestoel van Le Corbusier in de woonkamer. Zijn vader was architect en een liefhebber van alles wat visionair was. Hij overleed toen zijn kinderen nog tieners waren, maar hij had hen reeds goed ingeprent dat architectuur voor hen verboden terrein was. Waarom? “Je zult altijd de dromen van iemand anders realiseren.”

Will: “Ik zou nooit ofte nimmer in de voetstappen van mijn vader treden. Tennis was mijn ding, maar die droom viel in duigen toen ik een knieblessure opliep. Toen ik in het ziekenhuis lag, begon ik te tekenen. Daarna volgde ik kunstacademie in Limburg, maar na een jaar hield ik het voor gezien. Ik maakte zowat al het huiswerk van mijn medestudenten, maar het mijne bleef liggen. Airbrush, dát vond ik geweldig! Ik wilde decors bouwen. Tijdens mijn stage bij een plaatselijke etaleur-decorateur kreeg ik een heel andere kijk op dingen: hij leerde me de gulden snede kennen. Wat een openbaring! Ik had het licht gezien. (lacht)”

Will begon als decorbouwer en stylist, met af en toe een opdracht voor een modeshow (met enkele leden van de beroemde Antwerpse Zes) in een winkel. Voor een van zijn eerste klanten mocht hij een wassalon omtoveren in een kruidenierswinkel annex hamburgertent. Daarna maakte hij nog vele andere dromen waar, zowel van grote modemerken als van de café-eigenaar om de hoek. “Ik denk dat ik veel van mijn vader heb geleerd. Hij probeerde alles eerst uit in zijn eigen huis voor hij het elders toepaste. Zo hadden we in de jaren ‘70 een zwevende trap en olijfgroene deuren. Ik geloof niet dat je op school kunt leren hoe je een designer kunt worden. Het leven en de mensen die je ontmoet zullen je dat leren. En nee, ik heb het niet over het uitbouwen een gigantisch netwerk, ik zeg altijd dat je je moet omringen met leuke mensen met wie je graag zou samenwerken.”

Door te werken voor een uitgebreid, wereldwijd klantenbestand heeft Will een groot imperium opgebouwd. Projecten van zijn designstudio Creneau (later Puresang) vonden hun weg naar Wallpaper* en andere hippe magazines. Zelfs businessscholen zoals Vlerick nodigden Erens uit voor speeches en workshops. Twintig jaar lang leefde Erens in een stroomversnelling, maar gezien hij totaal geen interesse had in geld, werden pieken vaak gevolgd door dalen. “Als je me vraagt naar mijn lievelingsprojecten, kan ik meteen het hotel noemen waar we nu aan werken, een project van 17 miljoen euro (met zijn nieuw bedrijf Too Many Agencies). Maar eigenlijk vertel ik liever eerst over het eerste café annex nachtclub dat ik bouwde in Maastricht. Jabbedabbedoe was een project van 5.000 Belgische frank (125 euro). Vandaag de dag zouden we dat een ‘hipster bar’ noemen, ‘vintage’ van a tot z en het vertelt een verhaal. Storytelling mag dan tegenwoordig wel een modewoord zijn, maar om eerlijk te zijn vertel ik al mijn hele leven verhalen.”

Ook al is Will Erens autodidact, hij is niet anti-school. School kan wel oké zijn, zolang de motivatie en passie aanwezig zijn. “Als ontwerper heb ik altijd al in concepten gedacht. Je bouwt geen interieur, je bouwt een wereld, van postkaarten of een menu naar bakstenen en cement. Ik ben wel van mening dat de opleidingen voor creatieve beroepen aan verandering toe zijn. Zo geloof ik totaal niet in ingangsexamens, omdat slechts weinig mensen zichzelf goed genoeg kennen als ze jong zijn en de meesten hebben tijd nodig om hun talent te ontwikkelen. Het duurde ook een poos eer ik het creatieve pad vond dat ik wilde bewandelen. Ik denk ook dat het niet nodig is de verschillende disciplines op te splitsen. Waarom schotelen ze de studenten niet gewoon een breed creatief programma voor, waarbij op zaterdag verschillende specialisaties mogelijk zijn? Dan ligt de keuze bij henzelf: is het die extra dag waard? Wil je dit echt doen?”

Will werkt vaak met stagiairs. De laatste jaren komen de meesten uit Nederland. “Ik vind het schoolsysteem in Nederland goed. Als studenten willen kunnen ze een half jaar of zelfs langer stagelopen. En ik heb het gevoel dat ze in Nederland echt nieuwe dingen willen ontwikkelen. Kijk maar hoe Amsterdam aan belang heeft gewonnen. Wat een inspirerende stad! Mijn levensopvatting is heel simpel: ga er gewoon voor. Probeer het uit, durf te leven! Het eerste wat de jongeren van vandaag willen weten, is het prijskaartje dat aan een project hangt. Bij mij kwam het project steeds op de eerste plaats, geld was een zorg voor later. Ik investeerde altijd in mijn werk. Ik dacht: misschien is er nu nog geen geld, maar binnen een paar maanden misschien wel en dan kan ik een tweede project doen.”

Werken als ontwerper is voor Erens nooit een negen-tot-vijf-job geweest. “Het is net alsof je meedraait in het eersteklassevoetbal, je moet altijd op je qui vive zijn en overal bovenop zitten. Mijn hersenen hebben nooit rust, ze denken non-stop na over projecten. Daarom wil ik ook liever een project uitvoeren dan ze constant te bespreken, praatjes vullen nu eenmaal geen gaatjes. Een paar dagen geleden liep ik in de buurt van het Centraal Station in Antwerpen. Ik was geschokt bij het zien van zoveel leegstaande panden. Tien minuten brainstormen met mijn team en we lossen dat probleem op! Soms krijg ik de indruk dat er in grote steden zoals Antwerpen nooit wat gebeurt. De mensen blijven maar praten en praten over hun projecten, maar ze voeren nauwelijks iets uit.”

Ook al gaf hij workshops en zou hij graag een mecenas zijn voor jongeren, hij heeft zichzelf nooit als leraar beschouwd. “Een stagiair zei me ooit dat ik hem geleerd had om anders te denken. Ik was totaal verbijsterd door zijn woorden. Ik zou echt heel graag jongeren helpen bij het waarmaken van hun dromen. Ik zou ze dan vertellen wat ze vooral niet moeten doen, want de echte wereld is niet zoals de professoren die voorspiegelen op school. Dat hoeft daarom niet negatief te zijn: ik kan ermee leven dat mijn ideeën moeten bijgestuurd worden, dat mensen bepaalde dingen anders willen doen. Zolang iedereen tevreden is met het resultaat is er toch geen probleem?”

Het hoeft geen betoog dat Will zo z’n ideeën heeft voor de ideale designschool. Hij is nu al een tijdje in gesprek over een bepaald project. “Beeld je in, een academie die in feite geen school is, maar een echt bedrijf. Zelfs studenten die het inschrijvingsgeld niet kunnen betalen zijn welkom. Elke student zou een aandeel van het bedrijf krijgen en na de driejarige opleiding zou de student een bepaald bedrag krijgen om zijn of haar eigen zaak op te starten. Leraars zouden niet worden betaald, het is een manier om iets terug te geven aan de gemeenschap. En om eerlijk te zijn: ik denk dat we meer ruwe diamanten nodig hebben. Er lopen zoveel mensen rond met verborgen talenten. Ik zou proberen om in de academie een mix van nationaliteiten en culturen aan te trekken, omdat ik denk dat er veel talent is, maar we zien nauwelijks ontwerpers uit onze multiculturele samenleving. Ik snap wel waarom: ze kunnen nauwelijks geloven dat een creatieve persoon geld kan verdienen. Na verloop van tijd, welteverstaan.” (lacht)