MagazineInterview

Hugo Bollen: Fietsroutenetwerk

Hugo Bollen werkte van 1971 tot 1990 als mijningenieur, waarna hij van 1996 tot zijn pensioen directeur Regionaal Landschap Kempen en Maasland (RLKM) was.

Het fietsroutewerknet ontstond naar analogie met de bewegwijzering in de ondergrondse gangen van de Limburgse mijnen. Maar die stelling is meteen het grootste misverstand over dat fietsroutenetwerk. Die Limburgse mijnen hebben er niets mee te maken. Het Londense metronetwerk ook niet, overigens. Bedenker Hugo Bollen legt het voor ons uit.

“Dat van die mijnen was een verzinsel van een journaliste die het verhaal wat leuker wilde maken. Ik wilde een netwerk maken van kruispunt tot kruispunt. Van knooppunt tot knooppunt dus. Als ik dorpsnamen zou gebruiken, zou dat een grote chaos worden. Omdat er te weinig letters in het alfabet zijn, werden het dus cijfers. Een logische deductie.”

Voor Bollen, die zichzelf eerder een ferventer wandelaar dan fietser noemt, zit de essentie echter in de zorg voor natuur en landschap: routes uitstippelen om mensen in contact te brengen met de natuur of daar toch een poging toe doen. Bollen plande wel vaker fietstochten samen met zijn vrouw, maar zij vond het vervelend om aan ieder kruispunt stil te staan om de kaart te bekijken. Het was op de klassieke fietsroutes, die nu nog steeds bestaan, dan wel makkelijk om pijlen te volgen, maar verder vond Bollen dat de fietser beperkt werd in zijn mogelijkheden. Dus boog hij zich over een hoop stafkaarten.

“Ik werk altijd met stafkaarten. Op een goede stafkaart kun je namelijk de omgeving inschatten. Als ik dat per fiets had moeten doen, zou ik veel plekken gemist hebben, omdat je enkel ziet waar je op dat moment fietst.” Zodra de knooppunten uitgezet waren, kwam de fiets er alsnog aan te pas om de routes te verkennen en om te kijken waar fietspaden aangelegd konden worden. Die kwamen er onder impuls van het RLKM. Later sprong ook Toerisme Limburg mee op de kar.

“Toerisme Limburg geloofde eerst niet in het fietsroutenetwerk. Limburgers zouden niet fietsen naar nummertjes, zeiden ze daar. Het tegendeel is intussen bewezen.” En hoe! De eerste bordjes werden in 1995 in de grond gezet en het netwerk zou vanaf dan alleen maar uitbreiden, tot zo’n 12.000 km aan bewegwijzerde paden vandaag. Er werd geïnvesteerd in het omliggende landschap en in het fietscomfort, wat leidde tot een massa fietsers en dus ook positieve economische en ecologische effecten. Het concept breidde later uit naar zowat heel Vlaanderen, aangrenzende regio’s in Nederland en Duitsland en zelfs tot in Kroatië.

Bollen heeft gelijktijdig ook een wandelroutenetwerk op poten gezet, maar het netwerk voor de tweewielers blijft het grootste succes. Dankzij de knooppunten werd Limburg het Fietsparadijs Limburg en het enige wat nu nog kan tegenzitten, is een platte band.

Dit artikel is deel 02 van

Onzichtbaar design