Nik Baerten, medestichter van foresight & designstudio Pantopicon, Antwerpen, België
Wanneer we nadenken over de toekomst vouwt het zich open voor het oog van onze geest als een caleidoscoop van alternatieven van het heden, een landschap bestipt met kansen en bedreigingen, enkel begrensd door het bereik van onze collectieve verbeelding. De toekomst lijkt een schijnbaar oneindig en vaag vlak, waarin – en dat mogen we niet vergeten – de een zijn dromen ook de nachtmerries van een ander kunnen zijn.
Achteraf zijn we zowel verbaasd door de hoeveelheid van verleden toekomsten die zich materialiseerden als teleurstellingen – of opluchting – door diegene die geen werkelijkheid werden. We zijn verrast over de snelheid van bepaalde veranderingen en tegelijkertijd zijn we niet onder de indruk wanneer we ’s morgens onze ogen openen en ons realiseren hoe weinig van de toekomstige mogelijkheden van gisteren concreet geworden zijn in het heden.
We hebben het doorlopend moeilijk met tijd en onzekerheid. Continu bevinden we ons in een ‘wat als’-dialoog met onze verbeelding over wat morgen zou kunnen brengen, of hoe we het vorm zouden kunnen geven. Deze eindeloze dialoog is tegelijkertijd ons pad naar de redding als dat naar de ondergang. Hoe we ons de toekomst inbeelden, inspireert visies, handelingen en beslissingen vandaag, ten goede en ten kwade. En hoewel optimisme een morele plicht is – zoals Sir Karl Popper stelde – kan zelfs pessimisme tot een positieve toekomst leiden, omdat het de uitdagingen op ons pad concreet vormgeeft en ons zo de mogelijkheid biedt om op de gebeurtenissen te anticiperen. Dit benadrukt de behoefte om de toekomst concreet vorm te geven om het bewustzijn te bevorderen over op handen zijnde veranderingen in onze situatie en om aan te zetten tot actie.
Wanneer we onszelf afvragen wat de toekomst van ontwerp – in Limburg of elders – zou kunnen omvatten voor de komende jaren of decennia, welke uitdagingen het kan (of moet) aangaan, of hoe de praktijk ervan zouden kunnen veranderen, kan de vraag geïnterpreteerd worden als een oproep om te speculeren om de collectieve verbeelding te stimuleren.
Taal als een subtiele indicator en bron van verandering
Wanneer het gaat om ‘de toekomst inbeelden’, hebben we de neiging om toekomstige mogelijkheden in contrast te zetten met het heden op basis van hoe onze steden van aspect zouden kunnen veranderen, hoe we zaken op verschillende manieren zouden kunnen produceren en verhandelen, hoe geopolitieke evenwichten zouden kunnen verschuiven en hoe onze ideeën over bestuur kunnen veranderen, hoe we onze tijd anders besteden en hoe we een andere relatie hebben met de natuurlijke wereld om ons heen enzovoort. Vaak gebruiken we markante beelden en spectaculaire verhalen, op een echte Hollywood-manier, om te tonen hoe alles morgen heel verschillend zou kunnen zijn. Zo proberen we dus de toekomst aan onszelf te verkopen.
Maar even vaak verdoezelt deze schreeuwende vrijmoedigheid de subtiliteiten die inherent zijn aan verandering, de nuances die zich materialiseren terwijl de tijd vordert. Vooral achteraf merken we hoe soms de meest eenvoudige uitdrukkingen van onze cultuur het meest veranderen. Neem bijvoorbeeld taal: oude woorden verschuiven van betekenis, bestaande concepten worden opgefrist via nieuwe termen, ze winnen of verliezen aan betekenis en belang binnen de context van onze dagelijkse levens, terwijl nieuwe fenomenen aanleiding geven tot nieuwe termen en uitdrukkingen.
Taal is een levend systeem dat met de tijd evolueert. Het is een organisme dat veranderingen reflecteert die plaatsvinden in onze fysieke en mentale realiteiten, maar ook een actieve rol speelt in deze verandering, vaak als inspiratie of om het uit te vergroten. Toen de Nederlandse auteur Hella Haasse stelde dat ‘uitdrukking in taal de basis van cultuur is’, merkte ze ook op hoe we ons denken uitbenen als we geen zorg dragen voor onze taal. Dus misschien is het omgekeerde ook waar, dat we ons denken kunnen verrijken door onze taal te verrijken via bijvoorbeeld de creatie van nieuwe woorden en termen, het vastleggen van nieuwe betekenissen enz. Als we taal beschouwen als een instrument voor expressie en denken – een maker van betekenis en cultuur – worden we gedwongen om te bevestigen dat wanneer ‘we een vorm geven aan onze instrumenten, daarna onze instrumenten een vorm geven aan ons’.
Inderdaad, nieuwe woorden – neologismen – kunnen een inspiratiebron zijn voor nieuwe logica, wat eens ‘gedacht’ kan niet langer ‘ontdacht’ worden vanuit de kneedbare, op ervaring gebaseerde basis van onze geest en herinneringen. Wanneer men een nieuw woord tegenkomt, maakt men een hypothese over wat het zou kunnen betekenen. Het spectrum van mogelijke interpretaties dat daaruit voortkomt, geeft vorm aan de basis voor debat, niet aan wie gelijk heeft, maar aan de onderliggende logica van de argumentatie en de plaatsing van het woord en de betekenis ervan in de rijkdom van entiteiten waaruit onze levens en omgevingen bestaan. Het onbekende roept meer vragen op dan het antwoorden geeft, wat de kern van de verkenning van de toekomst is en zou moeten zijn.
Toen regisseur Michael Winterbottom in 2003 in zijn film Code 46 een toekomstige maatschappij toonde, deed hij dit zonder de bekende sci-fiporno die we inmiddels associëren met beelden van de toekomst. In plaats daarvan gebruikte hij de subtiliteit van veranderingen in onze dagelijkse taal om ons te projecteren in een andere realiteit. Zijn injectie van woorden uit andere talen in dagelijks Engels riep de notie op van een soort Esperanto van onderuit, perfect synchroon met een geglobaliseerde wereld die gevormd is door een smeltkroes van culturen, door technologieën die de manier waarop we betalen, ons identificeren, voortplanten enzovoort veranderd hebben. Deze subtiele verandering in de vocabularia en praxis van dagdagelijkse taal roept een reeks vragen op over hoe die wereld ontstond en evolueerde en over wat het kan betekenen voor andere aspecten van de manieren waarop we onze levens leven of onze maatschappijen structureren.
In dezelfde zin, is het in geen geval toeval dat een hele reeks fantasy- en sciencefictionschrijvers – wiens werk niet enkel literaire of verhalende waarde heeft, maar ook een inspiratiebron was voor situaties en zaken die we vandaag kennen – filologen waren, of zich op zijn minst enorm bewust waren van de generatieve kracht van taal. Ze gebruikten het niet alleen om bestaande zaken te beschrijven, maar ook om nieuwe realiteiten op te wekken via het creëren van nieuwe woorden, noties en betekenissen. Ze gebruiken letterlijk nieuwe woorden om nieuwe werelden te creëren, een notie die ik recent verder uitdiepte in een voorstelling met de titel ‘The Neological Institute’, onder andere geïnspireerd door het werk van de Poolse sciencefictionschrijver Stanislaw Lem.1
Woorden om onze wereld in vraag te stellen
Bij de vraag om uit te kijken naar nieuwe realiteiten van en voor design in de komende decennia, besloot ik om deze uitdaging te benaderen via de rol van taal zoals hierboven besproken, via de creatie van nieuwe woorden en noties om te speculeren en vragen te stellen over verschillende realiteiten in de toekomst. In plaats van dit te bespreken vanuit een enkelvoudig gezichtspunt – mijn eigen invalshoek – vroeg ik een handvol collega’s en vrienden uit een waaier aan disciplines elk één nieuw woord of notie te smeden om een bron van discussie te zijn over de komende veranderingen voor design en designers.
Sommige zijn herkenbaar, andere lijken absurd, maar stuk voor stuk zijn ze op hun manier betekenisvol en veelzeggend, elk van de woorden en korte fictieverhalen op de volgende pagina’s zullen je gevoel van plaats, tijd en context veranderen. Ze zullen net zo goed je perspectief van de huidige wereld door elkaar schudden als je inspireren om na te denken over de toekomstige realiteit die ze oproepen. Ze zullen vooral vragen oproepen, af en toe zelfs een licht werpen op mogelijke antwoorden. In plaats van het design zelf, zullen ze enkele veranderingen bespreken in de context waarin design zijn ding doet. Want, design is niet geïsoleerd. Het bevindt zich altijd op kruispunten van ontwikkelingen in de maatschappijen rond ons. Wanneer hun constellaties veranderen, steken nieuwe uitdagingen de kop op, ook voor design, hoe ver weg ze ook kunnen lijken.
Dit handjevol woorden en verhalen nodigt ons uit om even stil te staan en de huidige en toekomstige ontwerptoestanden in vraag te stellen. Wat zullen we ontwerpen en wat zal dat ontwerp ons leveren in de toekomst? Wat als de faciliterende, verhalende en betekenis-producerende dimensies van ontwerp belangrijker worden en steeds meer als zodanig waardevol worden? Wat als ze meer worden dan de esthetische en technische knowhow van de ontwerper? Wat als intercultureel begrip, menselijke relaties en empathie voor ontwerp centrale uitdagingen worden? Wat als de methodologische kaders van ontwerp verrijkt worden met speelse, generatieve en opkomende modi operandi in de jaren die komen, als een manier om tegenwicht te bieden voor de zoektocht naar rationaliteit en efficiëntie en een voedingsbodem vormt voor een symbiose met kunstmatig intelligente entiteiten?
Hoe gaan we ontwerpen terwijl we denken aan tijd? Wat als we zouden ontwerpen voor langdurigheid in plaats van het op handen zijnde nu? Zouden we dan ontwerpen voor eeuwige duurzaamheid in zijn huidige vorm? Of zouden we ontwerpen voor flux, voor een bijna Darwinistische, continue aanpassing aan de omgevende context?
De vragen die de vaak speels serieuze woorden op de volgende pagina’s oproepen, raken veel dimensies van ontwerp, sommige abstract of zelfs filosofisch maar sommige ook heel concreet. Bijvoorbeeld: Welke materialen zullen designers gebruiken, hoe zullen ze die verkrijgen en vormgeven in een wereld waarin natuurlijke bronnen uitgeput geraken? Hoe zullen ze zich opstellen ten opzichte van dergelijke uitdagingen voor de maatschappij en mensheid?
Daarnaast hebben we de ‘wie’-vraag … Wie zal ontwerpen, voor wie zullen ze ontwerpen en hoe zullen ze zich verhouden ten opzichte van anderen? Zal de democratisering van technologieën en vaardigheden bestaande ontwerptalenten demystifiëren of nieuwe kweken? Wat als in de plaats van vooraf vormgegeven oplossingen, design zich steeds meer zou concentreren op de creaties van open-designrecepten, op het creëren van voorwaarden voor opkomende oplossingen, om te ontwerpen in, met en voor een logica van gemeenschap?
Op een nog dieper niveau – en duidelijk beïnvloed door de huidige uitdagingen – worden we geprovoceerd om na te denken over de manieren waarop we onze maatschappij, en de systemen die het nodig heeft om te functioneren, ontwerpen. Wat als we ons bijvoorbeeld zouden toeleggen op het opnieuw ontwerpen van de politiek en democratie? Hoe zit het met identiteit en burgerschap in een wereld met verdwijnende grenzen, een verval van natiestaten en migrerende mensenstromen? Wat als ontwerp – voor altijd in een context van oplossingen en solutionisme – zijn aandacht deels zou verschuiven naar nieuwe problemen die het zelf creëert? Wat betekent het veranderende ontwerplandschap voor de vaardigheden en leermanieren die we gebruiken in opleidings- en leercontexten?
De hier gesuggereerde nieuwe woorden ontsnappen aan de categorieën van het wenselijke of vermijdbare, gezien hun enige doel het provoceren van de lezer is, om nieuwe vragen te stellen op een niet-gestructureerde maar avontuurlijke manier. En zoals bij elke speculatie over de toekomst, zijn de daaruit voortkomende beelden of verhalen – hoewel ze het over de toekomst hebben – tegelijkertijd een toekomstig relikwie van het heden. Hoe we de toekomst zien zegt veel over hoe we vandaag ervaren. Waar we bang voor zijn en waar we naar verlangen, wat we waardeloos vinden of belangrijk. Sigizmund Krzhizhanovsky had dan weer gelijk toen hij opmerkte: “In een bepaald heden zit meer toekomst vervat dan in de toekomst zelf.”
De workshop/voorstelling vond plaats tijdens de 50ste verjaardag-conferentie van de Design Research Society “Future-focused thinking” in Brighton (VK) op 30 juni 2016. De atmosfeer en esthetiek van linguïstisch onderzoek, laboratoriumexperimenten en archiverende bureaucratie, besproken op “napkin future” NF036 werd tot leven gebracht in een 4 uur durende, fictieve on-boarding-ervaring voor nieuwe werknemers van een fictieve instelling. De hele instelling draaide rond de creatie van nieuwe woorden, neologismen, om nieuwe werelden te inspireren. Gradueel warden deelnemers geïnitieerd in de kunst van logogenesis, praxis, semiotiek en constellografie. (zie www.pantopicon.be)
Citizania (zn): Een mentale toestand gekenmerkt door het conflict tussen de wettelijke verplichting van een individu om verbondenheid te verklaren met een natie/staat en de persoonlijke drijfveer om thuis te horen gebaseerd op grenzeloos religieuze, etnische, culturele of zelfs merkconstructies.
HeavyMaterialism (zn): Een tak van designactivisme die het idee van de wegwerpcultuur verwerpt. De duurzaamheid van producten wordt niet berekend volgens de menselijke levensspanne of een modedictaat, maar volgens de geologische of natuurlijke groei van grondstoffen.
Collabopansion (zn): Nieuw educatief paradigma dat doelt op het bevrijden van mensen uit hun cognitieve beperkingen die gecreëerd zijn door de werkcultuur en professionele identiteiten van het industriële tijdperk. Het basisidee is dat mensen een groter vertrouwen moeten kweken in de samenwerking met anderen en zo hun eigen mogelijkheden uitbreiden. Het paradigma benadrukt de creatie van nieuwe routines die geleidelijk veranderingen in houdingen en overtuigingen teweegbrengen. Het doelt op mensen die in het proces een overgang maken van traditioneel werkleven naar een nieuwe werkcultuur in het tijdperk van digitale overvloed en samenwerking.
Origami (zn): De goochelkunst van ruimte-tijd-reizen.
Origamen (ww): Een dwang om zonder ophouden de grenzen van het bestaan te verkennen en onder druk te zetten. De kunstige en atletische handeling van het weven van ruimte-tijd-stoffen die de voorwaarden voor nieuwe ruimtes en gebeurtenissen creëren.
Farmovormer (zn) (van farmovorming (ww)): Hybride streng van landbouwkundig ondernemerschap en design die de principes van levende organismen gebruikt om innovatieve materialen en oplossingen te maken en cultiveren. De methodologische kaders komen uit bewegingen van de kunsten, ambachten en wetenschappen uit het midden van de 21ste eeuw.
Hercomplexualisatie (zn), de – de handeling van het hercomplexualiseren. Een tak van democratisch ontwerp van systemen, met zijn oorsprong in de vroege jaren 2020, als een tegengif voor de opkomst van populisme en de oversimplificatie van complexe problemen, die complexe maatschappelijke problemen begrijpelijk maken op een manier die respect toont voor hun inherente complexiteit.